vrijdag 30 maart 2007

Maretak

De bomen hangen vol maretak, helaas vaak te hoog om te plukken.
"De druïden, want zo noemen ze (de Galliërs) hun tovenaars, beschouwen niets als heiliger dan de Maretak en de boom waarop deze groeit, op voorwaarde dat deze een Eik is. Naast dit kiezen ze eikenwouden als heilige wouden en voeren ze geen heilige handeling uit zonder eikenbladeren, zodat de naam van de druïden mag worden beschouwd als een Griekse benaming, afgeleid van hun verering voor de eik. Want ze geloven dat alles wat op deze bomen groeit vanuit de hemel gezonden is en een teken is, gekozen door God zelf. De Maretak groeit slechts zeldzaam op een eik, maar als hij aangetroffen wordt verzamelen de druïden hem met een plechtige ceremonie. Dit doen ze vooral op de zesde dag van de maan, begindatum van hun maanden, jaren en dertigjarige cyclus. Want op haar zesde dag is de maan nog zeer krachtig en is ze niet eens halfweg. Nadat de nodige voorbereidingen werden getroffen voor een offer en een feest onder de boom, verwelkomen ze de maretak als de universele genezer en brengen op die plaats twee witte stieren samen, waarvan de horens nooit voordien werden gebonden. Een priester, gekleed in een witte rok, klimt in de boom en snijdt de Maretak af met een gouden sikkel en deze twijg wordt dan opgevangen in een wit laken. Dan offeren ze de slachtdieren, terwijl ze God bidden zijn eigen geschenk te geven om voorspoed te brengen aan diegenen aan wie hij het geschonken heeft. Ze geloofden dat een drankje gemaakt van Maretak steriele dieren vruchtbaar maakt en dat de plant een remedie is tegen alle gif."